1 Welke wet is van toepassing?
1.1. Welk recht is van toepassing op het vermogen van de echtgenoten? Welke criteria/regels worden gebruikt om het toepasselijke recht te bepalen? Welke internationale verdragen moeten worden gerespecteerd met betrekking tot bepaalde landen?
Op huwelijken, gesloten voor 28 januari 2019, is het Belgische recht van toepassing. Indien de echtgenoten geen rechtskeuze maken wordt het huwelijksvermogen beheerst door het recht van de Staat op wiens grondgebied beide echtgenoten na voltrekking van het huwelijk hun eerste gewone verblijfplaats vestigen. Wanneer de echtgenoten geen gemeenschappelijke verblijfplaats hebben in eenzelfde staat wordt het recht toegepast van de staat waarvan beide echtgenoten de nationaliteit hebben bij de voltrekking van het huwelijk. In andere gevallen is het recht van de staat waar het huwelijk werd gesloten van toepassing (art. 51 Wetboek van Internationaal Privaatrecht, hierna Wetboek IPR genoemd). Er zijn geen internationale verdragen die moeten worden nageleefd met betrekking tot specifieke landen.
Na de inwerkingtreding van de Europese Verordening (EU) 2016/1103 van 24 juni 2016 gelden nieuwe regels om te bepalen welk recht van toepassing is op alle huwelijken die werden aangegaan vanaf 29 januari 2019, en op huwelijken die werden aangegaan vóór de datum van inwerkingtreding, waarbij de echtgenoten een recht hebben gekozen dat van toepassing is op hun huwelijksvermogensstelsel.
Bij gebreke aan een rechtskeuze bepaalt artikel 26 het toepasselijk recht als volgt:
- De eerste gemeenschappelijke gewone verblijfplaats van de echtgenoten na de huwelijkssluiting.
- Bij gebreke daaraan, de nationaliteit van beide echtgenoten op het tijdstip van de huwelijkssluiting. Dit criterium kan niet worden toegepast wanneer beide echtgenoten dezelfde dubbele nationaliteiten hebben.
- Bij gebreke daaraan, het recht van de staat waarmee de echtgenoten samen op het tijdstip van de huwelijkssluiting de nauwste band hadden.
Bij wijze van uitzondering en op voorwaarde dat een van de echtgenoten hierom vraagt, kan de bevoegde rechterlijke instantie beslissen dat het recht van een andere staat dan deze van de eerste gewone gemeenschappelijke verblijfplaats na de huwelijkssluiting van toepassing is (art. 22.3).
1.2. Hebben de echtgenoten de mogelijkheid het toepasselijke recht te kiezen? Zo ja, door welke beginselen wordt deze keuze dan bepaald (bijvoorbeeld voor welk recht kan gekozen worden, vormvereisten, retroactiviteit)?
Tot en met 28 januari 2019 konden de echtgenoten het toepasselijk recht kiezen en kunnen zij een van de volgende rechtssystemen aanwijzen: (i) het recht van de Staat op wiens grondgebied zij na de voltrekking van het huwelijk hun eerste gewone verblijfplaats vestigen; (ii) het recht van de Staat op wiens grondgebied een van hen op het tijdstip van de keuze zijn gewone verblijfplaats heeft; (iii) het recht van de Staat waarvan een van hen op het tijdstip van de keuze de nationaliteit heeft (art. 49 WIPR). De keuze dient schriftelijk te worden vastgesteld, gedateerd en ondertekend door beide partijen (art. 52, § 1 in fine WIPR). Als regel geldt dat de keuze alleen voor de toekomst gevolgen heeft, maar de echtgenoten kunnen ook anders beslissen (art. 50, § 3 WIPR.).
Verordening (EU) 2016/1103 voorziet de mogelijkheid om het recht van een van de staten waarvan ten minste een van de echtgenoten de nationaliteit heeft of het recht van de gewone verblijfplaats van een van de echtgenoten op het ogenblik van het uitbrengen van de keuze, te kiezen als recht dat van toepassing is op hun huwelijksvermogensstelsel (art. 22). Deze keuze kan slechts geldig worden gemaakt vanaf 29 januari 2019 binnen het kader van een huwelijkscontract/huwelijkse voorwaarden of een rechtskeuzeovereenkomst (ook wel rechtskeuze ‘sec’ genoemd) en overeenkomstig de vormvereisten vermeld in artikel 23. In België moet de rechtskeuze door de notaris worden opgesteld in de vorm van een authentieke akte (art. 1392 Burgerlijk Wetboek, hierna BW genoemd).
Ten slotte heeft de keuze van het recht dat van toepassing is op het huwelijksvermogensstelsel slechts gevolgen voor de toekomst, behalve indien de echtgenoten anders overeenkomen en zonder afbreuk te doen aan de rechten van derden.