2 Is er een wettelijk huwelijksvermogenstelsel en zo ja, wat houdt dit in?

2.1. Beschrijf de algemene beginselen: Welke goederen maken deel uit van de gemeenschap van goederen? Welke goederen zijn onderdeel van het privé vermogen van de echtgenoten?

Bij gebrek aan een huwelijkscontract / huwelijkse voorwaarden zijn de echtgenoten onderhevig aan het stelsel van gemeenschap van goederen: de gemeenschap van aanwinsten (Art. 1400-1491 BW). ). Goederen die na het huwelijk onder bezwarende titel worden verworven, zijn gemeenschappelijk. Goederen die reeds tot een van de echtgenoten behoren op de dag waarop het huwelijk wordt voltrokken of door schenking, legaat of erfenis worden verworven en goederen van "persoonlijke aard" behoren tot het eigen vermogen (Art. 1404 BW).

2.2. Zijn er wettelijke veronderstellingen met betrekking tot de toekenning van goederen?

Geacht wordt dat goederen van echtgenoten gemeenschappelijk zijn als niet wordt aangetoond dat ze tot het eigen vermogen behoren (Art. 1402 BW).

2.3. Moeten de echtgenoten een inventaris van de bezittingen opstellen? Zo ja, wanneer en hoe?

Echtgenoten zijn niet verplicht om een inventaris op te stellen.

2.4. Wie is verantwoordelijk voor het beheer van het vermogen? Wie mag goederen vervreemden? Mag één echtgenoot alleen de goederen vervreemden/beheren of is de toestemming van de andere echtgenoot nodig (bijvoorbeeld in geval van vervreemding van echtelijke woning)? Welk effect heeft de ontbrekende toestemming op de geldigheid van een overdracht en op de tegenwerpbaarheid daarvan aan een derde?

Elke echtgenoot heeft het recht om zijn/haar eigen vermogen (Art. 1428 BW) en het gemeenschappelijke vermogen (Art. 1421 lid 1 BW)te beheren en erover te beschikken. Gezien het belang van bepaalde rechtshandelingen met betrekking tot het gemeenschappelijk vermogen moeten deze echter gezamenlijk worden beheerd. Dit betekent dat de rechtshandeling moet worden uitgevoerd door beide echtgenoten of door één van hen met instemming van de andere. Deze vereiste is in het bijzonder van toepassing op: overdracht van gemeenschappelijke goederen zonder tegenprestatie, de toekenning van gemeenschappelijke goederen als garantie van schuld ten aanzien van derden (Art. 1422 BW) en de overdracht van onroerende goederen, handelsfonds, niet verhandelbare bedrijfsaandelen en geassocieerde rechten in het gemeenschappelijk vermogen (1424 BW).

Als een van de echtgenoten deze voorschriften schendt, kan de andere echtgenoot verzoeken om een de rechtshandeling te annuleren (Art. 1427 BW).

In het geval van onrechtmatige uitoefening van bevoegdheden of handelingsonbekwaamheid van een van de echtgenoten kan de andere echtgenoot de rechtbank verzoeken hem/haar te vervangen in de uitoefening van dergelijke bevoegdheden (Art. 1426 BW).

Tot slot mogen echtgenoten niet afzonderlijk beschikken over de rechten die de huisvesting van het gezin waarborgen (Art. 215 lid 3 BW).

2.5. Is een overdracht verricht door de ene echtgenoot ook bindend voor de andere?

Een echtgenoot kan het eigen vermogen van zijn/haar echtgenoot beheren als hij/zij hier uitdrukkelijk (Art. 1431 BW), stilzwijgend (Art. 1432 BW) of bij gerechtelijke uitspraak (Art. 1429 BW) toe gemachtigd is.

2.6. Wie is aansprakelijk voor de schulden tijdens het huwelijk? Op welke goederen kunnen schuldeisers zich verhalen?

Schulden die vóór het huwelijk werden aangegaan worden vereffend aan de hand van de eigen goederen en het inkomen van de echtgenoot in kwestie (Art. 1410 en 1411 BW). Schulden die tijdens het huwelijk worden aangegaan, kunnen worden vereffend aan de hand van het eigen vermogen van de echtgenoot in kwestie maar ook door middel van het gemeenschappelijk vermogen (Art. 1413 BW).

Zonder de instemming van de andere echtgenoot kunnen schulden naar aanleiding van leningen of zekerheden enkel worden vereffend aan de hand van de eigen goederen en het inkomen van de echtgenoot in kwestie en niet door middel van het gemeenschappelijk vermogen (Art. 1415 BW).

Tot slot kunnen hoofdelijk door de echtgenoten aangegane schulden worden vereffend door middel van alle  goederen van het gezin (Art. 1418 BW). Dit is in het bijzonder het geval voor alle schulden die worden aangegaan om de kosten van het huishouden of de opvoeding van de kinderen te dekken (Art. 1414 BW).