2 Is er een wettelijk huwelijksvermogenstelsel en zo ja, wat houdt dit in?
2.1. Beschrijf de algemene beginselen: Welke goederen maken deel uit van de gemeenschap van goederen? Welke goederen zijn onderdeel van het privé vermogen van de echtgenoten?
Als de echtgenoten geen huwelijkse voorwaarden/huwelijkscontract aangaan, is het toepasselijke huwelijksvermogensregime het wettelijke regime van gemeenschap van goederen. Volgens dit regime maken alle activa die door een van de echtgenoten worden verworven tijdens het huwelijk? deel uit van hun de gemeenschap van goederen, zoals bepaald in Artikel 339 van het Burgerlijk Wetboek. De eigen goederen van elke echtgenoot, zoals bepaald in Artikel 340 van het Burgerlijk Wetboek, omvatten de volgende activa: activa verworven door wettelijke erfenis, legaat of schenking, tenzij de erflater of schenker uitdrukkelijk bepaalt dat de activa tot de gemeenschap van goederen moeten behoren; activa voor het persoonlijke gebruik van een echtgenoot; activa voor het uitoefenen van het beroep door een echtgenoot; intellectuele-eigendomsrechten op werken van een echtgenoot; activa verworven als prijs of beloning, wetenschappelijke of literaire manuscripten, tekeningen en kunstprojecten, uitvindingsprojecten; verzekeringsuitkeringen en vergoeding voor enig materieel of moreel nadeel toegebracht aan een van de echtgenoten; de activa, het geldelijke bedrag of alles van waarde die eigen activa vervangen en de activa verworven in ruil voor dergelijke activa, samen met de vruchten van eigen activa.
2.2. Zijn er wettelijke veronderstellingen met betrekking tot de toekenning van goederen?
Als er geen inventaris (zie punt 2.3.) is opgesteld, worden de roerende goederen geacht deel uit te maken van de gemeenschap van goederen tot bewijs van het tegendeel wordt geleverd. In overeenstemming met Artikel 357 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek worden echtgenoten geacht in gelijke mate te hebben bijgedragen tot het verwerven van goederen voor de gemeenschap en het nakomen van gemeenschappelijke verplichtingen, tot bewijs van het tegendeel wordt geleverd.
2.3. Moeten de echtgenoten een inventaris van de bezittingen opstellen? Zo ja, wanneer en hoe?
In overeenstemming met Artikel 343 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek moeten echtgenoten in het wettelijke regime van gemeenschap van goederen hetzij aan de hand van een authentieke notariële akte hetzij een onderhands stuk een inventaris opstellen van de roerende goederen die werden verworven vóór het huwelijk. Een dergelijke inventaris moet worden opgesteld voordat het huwelijk wordt voltrokken. Als de echtgenoten kiezen voor scheiding van goederen (zie punt 3.1.), moet ook door een notaris een inventaris worden opgesteld van de roerende goederen die onder de huwelijkse voorwaarden/het huwelijkscontract vallen.
2.4. Wie is verantwoordelijk voor het beheer van het vermogen? Wie mag goederen vervreemden? Mag één echtgenoot alleen de goederen vervreemden/beheren of is de toestemming van de andere echtgenoot nodig (bijvoorbeeld in geval van vervreemding van echtelijke woning)? Welk effect heeft de ontbrekende toestemming op de geldigheid van een overdracht en op de tegenwerpbaarheid daarvan aan een derde?
Wat betreft de gemeenschap van goederen heeft elke echtgenoot het recht om de goederen te gebruiken en te beheren en om zelf goederen te verwerven, zonder instemming van de andere echtgenoot (Art. 345 van hetBurgerlijk Wetboek). Rechtshandelingen met betrekking tot de vervreemding en bezwaring van de gemeenschap van goederen zijn enkel mogelijk met instemming van beide echtgenoten. Voor de roerende goederen behorende tot de gemeenschap waarvan de vervreemding niet onderhevig is aan formaliteiten op het gebied van inschrijfbare feiten in registers kan elke echtgenoot zelf over de goederen beschikken (Art. 346 van het Burgerlijk Wetboek). Een rechtshandeling die wordt uitgevoerd zonder de uitdrukkelijke instemming van de andere echtgenoot kan worden vernietigd.
De rechtshandelingen met betrekking tot de gezinswoning, m.a.w. de gemeenschappelijke woning van de echtgenoten of de woning van de echtgenoot waar kinderen wonen, zijn onderworpen aan een bijzonder regime. Een echtgenoot kan niet zelf beschikken over de rechten op de gezinswoning of handelingen uitvoeren met betrekking tot het gebruik van een dergelijke woning, ook al is hij/zij de exclusieve eigenaar van de woning. Als de andere echtgenoot echter zonder geldige reden weigert in te stemmen, kan de Rechtbank die bevoegd is voor familie- en voogdijaangelegenheden de rechtshandeling bekrachtigen. De echtgenoot die geen instemming gaf, kan verzoeken om de rechtshandeling te vernietigen als de woning in het kadaster was ingeschreven als gezinswoning. Nietigheid kan ook worden gevraagd als de gezinswoning niet als zodanig is geregistreerd maar de verwervende partij er om andere redenen van op de hoogte was. Zo niet, dan kan van de andere echtgenoot enkel schadevergoeding gevorderd worden (Art. 322 van het Burgerlijk Wetboek).
2.5. Is een overdracht verricht door de ene echtgenoot ook bindend voor de andere?
De verbintenissen die een van de echtgenoten aangaat om de gebruikelijke uitgaven van het huwelijk en de uitgaven met betrekking tot het onderhoud, het beheer en de verwerving van goederen bestemd voor de gemeenschap te dekken, zijn gemeenschappelijke verbintenissen van de echtgenoten, zelfs als dergelijke verbintenissen door slechts één van hen werden aangegaan. Echtgenoten zijn met de gemeenschap van goederen aansprakelijk voor dergelijke schulden (Art. 351 van het Burgerlijk Wetboek).
2.6. Wie is aansprakelijk voor de schulden tijdens het huwelijk? Op welke goederen kunnen schuldeisers zich verhalen?
Echtgenoten zijn met de gemeenschap van goederen aansprakelijk voor de gemeenschappelijke aangegane schulden zoals bepaald in Artikel 351 van het Burgerlijk Wetboek). Als de gemeenschappelijke goederen echter niet volstaan om de gemeenschappelijke schulden te voldoen, zijn de echtgenoten hoofdelijk aansprakelijk met hun eigen goederen en heeft de betalende echtgenoot recht op verhaal jegens de andere echtgenoot en een retentierecht totdat hij/zij is betaald (Art. 352 van het Burgerlijk Wetboek).