5 Wat zijn de gevolgen van echtscheiding/scheiding?

5.1. Hoe wordt het vermogen (goederen rechten) verdeeld?

Het aandeel van een echtgenoot in het gemeenschappelijk vermogen wordt vastgesteld op grond van de toestand en waarde daarvan op het ogenblik van ontbinding van de gemeenschap van goederen. Er wordt rekening gehouden met elke wijziging in waarde tussen het ogenblik van ontbinding van de gemeenschap van goederen en de verdeling daarvan, behalve wanneer deze is toe te schrijven aan enige handelwijze van  eender welke echtgenoot. De verdeling van specifieke onderdelen uit de gemeenschap van goederen wordt beheerst door de bepalingen betreffende de ontbinding van gemeenschappelijke eigendom, met het voorbehoud dat verdeling in natura niet is toegestaan, indien één van de echtgenoten zich op redelijke gronden daartegen verzet. Deze bepalingen zijn ook van toepassing op de verdeling van rechten en vorderingen die deel uitmaken van het gemeenschappelijk vermogen.

(Artikel 4:60 van het Burgerlijk Wetboek)

De rechtbank neemt voor de verdeling van de goederen, de door de echtgenoten gesloten overeenkomst in acht. De goederen die één van de echtgenoten nodig heeft voor de uitoefening van zijn/haar professionele of private ondernemingsactiviteiten zullen in principe toekomen aan die echtgenoot.

(Artikel 4:61 leden 1-2 van het Burgerlijk Wetboek)

Eigen vermogen aanwezig op het moment van ontbinding van de gemeenschap van goederen wordt toebedeeld in natura, behalve wanneer dit niet mogelijk is wegens het feit dat de goederen vermengd zijn of wanneer de verdeling waarschijnlijk een aanzienlijke waardevermindering van het gemeenschappelijk of eigen vermogen tot gevolg zal hebben.

(Artikel 4:62 van het Burgerlijk Wetboek)

De ontbinding van het huwelijk of de beëindiging van het gemeenschappelijk huwelijksleven heeft geen beëindiging van het recht op bewoning van de ene echtgenoot in de woning in eigendom toebehorend aan de andere echtgenoot tot gevolg (bijvoorbeeld een woning, die alleen aan de andere echtgenoot in eigendom toebehoort).

(Artikel 4:77 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek)

5.2. Wie is aansprakelijk voor de bestaande schulden na echtscheiding/scheiding?

Na de ontbinding van het gemeenschappelijk vermogen zijn de echtgenoten aansprakelijk voor de gemeenschappelijke schulden à rato van hun respectieve aandelen in het gemeenschappelijk vermogen, d.w.z. ieder voor vijftig procent.

Als een specifiek goed bezwaard is met een schuld, dan draagt de echtgenoot die de eigendom van dat goed heeft verworven, deze schuld na de verdeling.

(Artikel 4:61 lid 4 van het Burgerlijk Wetboek)

5.3. Kan een echtgenoot aanspraak maken op een vergoeding jegens de ander?

Tijdens de verdeling van het gemeenschappelijk vermogen, kunnen aanspraken op de vergoeding van kosten gemaakt worden van het gemeenschappelijk op het eigen vermogen, van het eigen op het gemeenschappelijk vermogen, en van het eigen vermogen van één van de echtgenoten op het eigen vermogen van de andere echtgenoot, inclusief een regeling van de schulden rustend op de eigendom van de andere echtgenoot. Schadeclaims worden uitbetaald overeenkomstig de bepalingen voor het berekenen van de waarde van de aandelen van de echtgenoten (zie punt 5.1.).

Vergoedingen voor kosten betaald met het eigen vermogen om de gezamenlijke uitgaven te dekken, mogen in uitzonderlijke omstandigheden gevorderd worden.

Er is geen recht op vergoeding indien de echtgenoot in kwestie dit recht heeft opgegeven. Er zijn geen formele voorschriften voor deze verklaring van afstand, maar de bewijslast ligt bij de echtgenoot die zich op verklaring beroept.

Ingeval een uitgave een aanzienlijke waardestijging van een onroerend goed tot gevolg heeft, dan kan de echtgenoot die recht heeft op vergoeding ook aanspraak maken op een eigendomsaandeel corresponderend met de stijging  in waarde van het eigendom in kwestie.

Er is geen recht op vergoeding, indien er geen gemeenschappelijk vermogen bestaat op het ogenblik dat de gemeenschap van goederen wordt ontbonden en indien de echtgenoot die aansprakelijk is voor de vergoeding ook geen eigen vermogen heeft.

(Artikel 4:59 van het Burgerlijk Wetboek)